1
De ______ holle ader bevat zuurstofarm bloed dat vanuit het lichaam komt. |
|
|
2
De rechterkamer pompt het bloed via de ______ naar de longen. |
|
|
3
De scheiding tussen de linkerhelft en de rechterhelft van het hart wordt gevormd
door de ______ . |
|
|
4
Vanuit de kleine bloedsomloop komt het bloed het eerst in het hart aan in de
______ . |
|
|
5
Tijdens het samentrekken van de kamers zijn de ______ gesloten. |
|
|
6
De meest gespierde wand van het hart vind je aan de ______ - kant. |
|
|
7
Aan het begin van de slagaders zitten ______ . |
|
|
8
Slagaderkleppen verhinderen dat er bloed terugstroomt tijdens de ______ . |
|
|
9
Hartkleppen verhinderen dat er bloed terugstroomt naar de ______ . |
|
|
10
Kamers ontvangen het bloed van ______ . |
|
|
11
De hartpauze komt na het samentrekken van de ______ . |
|
|
12
Longaders bevatten ______ bloed. |
|
|
13
Vanuit de aorta zijn er directe aftakkingen naar de armen, het hoofd en naar de
______ . |
|
|
14
Het samentrekken van de boezems vindt ______ plaats. |
|
|
15
Als er hartruis te horen is, sluiten de ______ niet goed. |
|
|
16
De ______ transporteren zuurstofrijk bloed naar de hartspier zelf. |
|
|
17
De slagaderkleppen zijn gesloten als de ______ zich samentrekken. |
|
|
18
Bloed dat veel koolstofdioxide bevat gaat via de ______ bloedsomloop naar de
longen. |
|
|
19
De ______ pompt het bloed weg via de aorta. |
|
|
20
De ______ - harthelft bevat zuurstofrijk bloed. |
|
|