Een mooie gele paardenbloem. Je ziet ze vaak in de weilanden of langs de weg. Soms een heel veld vol. Eigenlijk is de paardenbloem niet een bloem maar een heel pakket van bloemen. Dat kun je hier zien. Als we de paardenbloem doorsnijden dan zien je dat op een grote schijf een heleboel kleine bloempjes zitten dit is een zo een bloempje. Onder aan zit het vruchtbeginsel. Daar boven een pluisje. Dan krijg je de stamper en de meeldraden. Het licht gele strookje bestaat uit vergroeide bloemblaadjes. Een heleboel van die kleine bloempjes vormen samen zo een grote gele paardenbloem. Insecten zoals bijen hebben geen moeite om zo mooie gele paardenbloem op afstand te zien. Deze bij haalt nectar en stuifmeel uit de paardenbloem om andere bloemen te bestuiven. Als die kleine bloempjes bestoven zijn gaat de bloem dicht en de bloemblaadjes verwelken. Uit elk bloempje groeit een vruchtje met een pluisje. Dit zijn nog onrijpe groene vruchtjes, langzaam worden de vruchtjes en de pluisjes groter. Bij mooi weer spreiden de pluizen zich uit. De vruchtjes zijn nu bruin en dus rijp. Dit zijn twee vruchtjes, sterk uit vergroot. Als het waait neemt de wind de pluisjes met de vruchtjes mee. De wind zorgt ervoor dat de pluisjes op geschikte plekken neerkomen om weer te groeien. De zaadjes uit de vruchtjes kunnen dan kiemen. Als het pluisje door de wind naar een goede plaats is gebracht, komt het op de grond. Ook het vruchtje komt op de grond en het zaadje kan dan gaan ontkiemen. Hiervoor is water in elk geval erg belangrijk. Er komt een klein stengeltje uit het zaadje dat omhoog groeit. De eerste blaadjes zijn klein en zien er heel eenvoudig uit. Als de plant groter wordt, komen er steeds meer blaadjes, die hebben een andere vorm dan de eerste twee blaadjes. Na een tijd gaat de plant weer bloeien en komen er weer mooie gele bloemen aan de plant. Na een paar dagen gaan de knoppen weer dicht en komen er weer pluizen met vruchtjes, het begin van een nieuwe paardenbloem.