Dit is een bijzondere bij;hij is groter en heeft veel meer haren dan een gewone bij: de hommel! De haren maken een vachtje dat de hommel lekker warm houdt.Door die vacht kunnen hommels ook stuifmeel en nectar verzamelen bij wat koeler weer. Er zijn verschillende soorten hommels. Ze zijn te herkennen aan hun kleuren.De aardhommel heeft een gele streep en een witte punt aan zijn achterlijf.Akkerhommels zijn donkerder gekleurd. Hommels zij goed in het bestuiven van planten: stuifmeel blijft makkelijk hangen in de haren.Met kleine kammetjes aan zijn poten kan de hommel het stuifmeel en de nectar weer uit zijn vacht kammen. Deze bremstruik is heel speciaal voor hommels: Als de hommel op zo'n geel bloemetje landt wordt de bloem door het gewicht van de hommel naar beneden gedrukt. Daardoor zwiepen de meeldraden omhoog waarbij stuifmeel in de haren van de hommel komen! De hommel vliegt van bloem naar bloem en zorgt zo voor de bestuiving.De nectar en stuifmeel wordt meegenomen naar het nest. Daar wordt het aan de larfjes gevoerd. Alleen de hommel-koningin kan eitjes leggen! De koningin is veel groter dan de werksters en de mannetjes. Werksters worden maar een week of drie oud. Alleen de koningin overwintert, en begint in het voorjaar een nieuw volk.