Naam
|
Aantal
eigenschappen |
Kenmerken
|
Notatie
|
|
I
|
Monohybride kruising
|
1
|
Aanwezigheid van dominante en recessieve allelen
> dominante gen komt altijd tot uiting in fenotype |
Aa x Aa
|
II
|
Intermediaire kruising
|
Beide allelen zijn onvolledig dominant > mengeigenschappen
|
ARAW x ARAW
|
|
III
|
X-chromosomale overerving
|
De allelen liggen in de X-chromosomen
> recessieve allelen komen bij mannen ook altijd tot uiting |
XRXr x XRY
|
|
IV
|
Letale allelen
|
Bepaalde combinatie van allelen leidt bij embryo’s tot de dood
> ontstaan afwijkende verhoudingen |
Kk = †
|
|
V
|
Multiple allelie
|
Meer dan twee allelen met overeenkomstige plek in een chromosoom
|
Bloegroepen:
IA, IB en i |
|
VI
|
Dihybride kruising - niet gekoppeld
|
2
|
Er zijn 2 genenparen bij betrokken die in verschillende chromosomen liggen
|
AaBb x AaBb
|
VII
|
Dihybride kruising - gekoppeld
|
Er zijn 2 genenparen bij betrokken die in hetzelfde chromosoom liggen > minder mogelijkheden als bij de dihybride
|
Ab x Ab
aB aB |
|
VIII
|
Polyhybride kruising
|
Meer dan twee
|
De kans op meerdere allelenparen is gelijk aan het product van de kans op elk genenpaar afzonderlijk
|
AaBbCc x AaBbCc
|
IX
|
Stamboom
|
Een stamboom geeft de verwantschapsrelaties tussen individuen weer
|
¨ = man,
¡ = vrouw |
|
X
|
Combinatie
|
Combinatie tussen kruisingen I - IX
|
XRXrEe x XRYEE
|