bioLOGIETCCL

Adolescentie
periode waarin de mens geestelijk volwassen wordt
AIDS
Acquired Immuno Deficiency Syndrome; naam voor de latere stadia van een HIV-infectie, waarbij het aantal witte bloedcellen verminderd is en er veel secundaire infecties voorkomen
Anticonceptie
methode om zwangerschap te voorkomen
Balts
gedrag dat bij veel diersoorten vooraf gaat aan de voortplanting
Bevruchting
het versmelten van de kern van een eicel met de kern van een zaadcel
Bevruchtingsmembraan
membraan dat de eicel afsluit nadat deze bevrucht is door 1 zaadcel. Hierdoor kunnen andere zaadcellen niet meer binnen komen
Celcommunicatie
het uitwisselen van informatie tussen cellen
Chlamydia
seksueel overdraagbare aandoening; bacterie-infectie
Concurrentie
proces waarbij individuen elkaar in hun bestaan nadelig beïnvloeden als gevolg van een gemeenschappelijke beperkende milieufactor. Coocurrentie kan binnen de soort en tussen soorten optreden
Cryopreservatie
resterende embryo's van IVF worden ingevroren
Diploïd
(=2n) Twee chromosomensets per kern (cel). Elk stel chromosomen komt van één ouder. Chromosomen komen dus voor in paren.
Embryo
kiem; 1. Jong plantje binnen een zaad 2. Ontwikkelingstadium van een dier binnen een ei of in de baarmoede.
Foetus
foetus of ouder embryo, bij een foetus zijn de organen al aangelegd. Zo noem je het embryo na 8 weken
Follikel
blaasje met een eicel in de eierstok, dat tijdens de ontwikkeling van een eicel groter wordt en uiteindelijk open barst
FSH
follikelstimulerend hormoon, hormoon dat door de hypofyse wordt afgescheiden en in de eierstokken o.a. de follikelrijping stimuleert
Gameten
geslachtscellen (eicellen en zaadcellen)
Gele lichaam
onderdeel van een eierstok, dat gevormd wordt uit de follikel na eisprong en zorgt voor progesteronproductie 
Geslachtelijke voortplanting
reproductie waarbij twee ouderlijke individuen betrokken zijn
Geslachtshormonen
stoffen die via het bloed de werking van de voortplantingsorganen regelen
Gonorroe
seksueel overdraagbare aandoening; bacterie-infectie; ook wel druiper genoemd
Haploïd
met een enkel (n) stel chromosomen per kern. Geslachtscellen(gameten) zijn voorbeelden van haploide cellen 
HCG
Humaan Chorion Gonadotropine Hormoon, een hormoon dat door het kiemblaasje (blastocyste) gevormd wordt en dezelfde werking heeft als LH. Onder invloed van HCG wordt de productie van oestrogeen en progesteron voortgeze
Herpes (genitalis)
een seksueel overdraagbare aandoening (soa). De oorzaak is een virus. Bij een besmetting komen er blaasjes op de huid en slijmvliezen van de penis, de vagina en de anus
HIV
Human Immunodeficiency Virus, virus dat de ziekte aids veroorzaakt
Hormonen
chemische stoffen die door hormoonklieren aan het bloed worden afgegeven en processen in het lichaam regelen
Hypofyse
hypofyse of hersenaanhangsel is een hormoonklier onder aan de hersenen, die in verbinding staat met de hypothalamus en o.a. stimulerende hormonen afscheidt. Stimulerende hormonen stimuleren de werking van andere hormoonklieren
Hypothalamus
gedeelte van de tussenhersenen. De hypothalamus staat in verbinding met de hypofyse en regelt door de afscheiding van neurohormonen de werking van de hypofyse
ICSI
KI-methode, waarbij een zaadcel in een eicel wordt geinjecteerd
Indaling
stadium van de bevalling, waarbij het hoofdje van de foetus in de bekkenholte komt te liggen
IUI
KI-methode, waarbij sperma direct in de baarmoeder wordt gespoten
IVF
In vitro fertilisatie; bevruchting vindt buiten het lichaam plaats ("reageerbuisbevruchting")
Karyogram
een chromosomenportret
Klievingsdelingen
celdelingen waarbij geen celgroei optreedt. 
Kunstmatige inseminatie (KI)
kunstmatig inbrengen van sperma in het vrouwelijk voortplantingsstelsel
LH
LH of Luteïniserend Hormoon is een hormoon, dat afgescheiden wordt door de voorkwab van de hypofyse en invloed heeft op de interstitiele cellen in de testes en de follikel in een eierstok
Meiose
meiose of reductiedeling is een combinatie van opeenvolgende kerndelingen, waardoor haploïde kernen ontstaan uit een diploïde kern. Meiose omvat meiose I en meiose II
Mentruatie
periodieke (maandelijkse) baarmoederbloeding bij de meeste primaten
Mutaties
verandering in het DNA van een organisme
Nageboorte
de placenta, navelstrengresten en de vruchtvliezen verlaten het lichaam van de moeder
Natuurlijke selectie
verschijnsel dat individuen met een beter aan het milieu aangepast genotype een grotere overlevingskans en voortplantingskans hebben en daardoor meer in de populatie zullen voorkomen dan andere
Navelstreng
streng die het embryo van zoogdieren verbindt met de placenta. De navelstreng bevat twee slagaders en een ader
Negatieve terugkoppeling
een stof remt zijn eigen aanmaak
Oestrogeen
door de eierstok afgescheiden hormoon, dat ontwikkeling van de geslachtsorganen, de vrouwelijke geslachtskenmerken en de groei van het baarmoederslijmvlies stimuleert en tevens de afscheiding van FSH door de hypofyse remt
Ongeslachtelijke voortplanting
reproductie waarbij 1 ouderlijk individu betrokken is
Ontsluiting
stadium van de bevalling, waarbij de baarmoedermond wijder wordt en de vruchtvliezen breken
Ovarium
eierstok
Ovulatie
eisprong; het openbarsten van een follikel waardoor een eicel vrijkomt
Periodieke onthouding
geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode
Placenta
placenta of Moederkoek is een orgaan dat is ontstaan uit de buitenkant van het embryoblaasje en het baarmoederslijmvlies, dat zorgt voor uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het kind
Poollichaampje
haploïde cel, die bij meiose tijdens de eicelvorming ontstaat en zich niet tot eicel ontwikkelt. Van de vier haploïde cellen die bij meiose ontstaan ontwikkelt zich slechts een tot eicel. De drie andere worden poollichaampjes genoemd en gaan te gronde
Primaire geslachtskenmerken
kenmerken die vanaf de geboorte al aanwezig zijn, zoals de penis en vagina
Progesteron
hormoon geproduceerd door het gele lichaam in een eierstok of door de placenta.
Prostaat
deel van het mannelijk voortplantingsstelsel waar bij de mens de zaadleiders en urineleider in uitkomen. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen aan de zaadcellen
Puberteit
periode waarin het lichaam volwassen wordt
Recombinatie
het ontstaan van nieuwe combinaties van allelen/genen. Recombinatie kan het gevolg zijn van de toevalsverdeling van beide homologe chromosomen bij de meiose over de haploïde cellen. Recombinatie kan ook het gevolg zijn van crossing-over
Secundaire geslachtskenmerken
kenmerken die pas tijdens de puberteit ontstaan
Seksualiteit
menselijke gevoelens en handelingen die een rol spelen bij lust en opwinding
Seksueel gedrag
al het gedrag dat met seksualiteit van mensen te maken heeft
Seksuele selectie
selectie vindt plaats op grond van eigenschappen die de kans op voortplanten bevorderen
Soa
seksueel overdraagbare aandoening, een infectieziekte
Sterilisatie
het onderbreken van de zaadleiders bij de man of eileiders bij de vrouw
Syfilis
seksueel overdraagbare aandoening met zweertjes aan slijmvliezen en verlammingen en aantastingen van hersenen in een vergevorderd stadium
Territorium
gebied dat door een of meer individuen van een soort wordt bezet en tegen binnendringende soortgenoten wordt verdedigd
Testis
zaadbal
Testosteron
mannelijk geslachtshormoon, die de mannelijke secundaire geslachtskenmerken veroorzaakt
Uterus
baarmoeder
Vruchtvlies
vlies om het embryo (de foetus)
Vruchtwater
vocht om een embryo (foetus); beschermt o.a. teggen stoten en uitdroging
Wee
samentrekking van de spieren in de baarmoeder
Zaadblaasje
orgaantje dat aan de zaadcellen een vocht toevoegt de zaadcellen actief maakt
Zygote
bevruchte eicel, die ontstaat door versmelting van twee gameten